De villa werd in 1956 gebouwd, voor eigen gebruik, door de dochter van Louis Herman De Koninck en haar man E. J.L Wiesen beiden architect. Onlangs werd ze gerenoveerd onder de kundige leiding van Alain Delogne van architectuurbureau Fronton, dat zich specialiseerde – onder meer – in dit soort complexe en delicate restauraties. De gevels met hun onderbouw van geëmailleerde baksteen, vandaag in een lichtgrijze tint, en een bepleistering in witroze siercement (‘cimorné) werden schoongemaakt. Om het modernistische karakter in de verf te zetten, kregen de vernieuwde garagedeuren een kleine patrijspoort. De hertekende volumes in de hal werden betegeld met grote porseleinplaveien met wasbetonafwerking. De deur, traptreden en lichtkoepels zijn historisch en harmoniëren met de wandlampen en kapstokken van de hand van Jules Wabbes.
Een uitzonderlijk kenmerk van het gebouw is de bewust weggelaten bepleistering. De oorspronkelijke architecten verkozen immers om de ruggengraat van gebouchardeerd beton zichtbaar te laten, aangevuld met metselwerk. Bovendien moest de woning helemaal via de binnenkant geïsoleerd worden omdat het via de buitengevels niet kon, vanwege de sierbepleistering in gespoten glaskorrels, een techniek die vandaag, bij gebrek aan grondstoffen, verloren is gegaan. In het salon was de ingreep gefocust op de wandbekleding uit gipsplaten. Plafonds, ramen en deuren werden wit geschilderd, wat het interieur lichter en helderder doet ogen, terwijl de vloer, dezelfde als in de hal, uit grote tegels in wasbeton bestaat. Slechts de bakstenen wand en de haard zijn nog dezelfde gebleven. Het oorspronkelijke aquarium werd vervangen door een glaspartij. Meubilair uit de tijd, waaronder een servieskast of de bar van Gio Ponti, en de aanwezige kunstwerken maken de woning nog karaktervoller dan ze al was.
Vanuit het salon is de oorspronkelijke serre te bewonderen die nu aangenaam bij de leefruimte aansluit. De beglazing aan de kant van de haard brengt een maximum aan licht in het kantoor dat zich in een afzonderlijke ruimte bevindt en maar weinig veranderd is. Kenmerkend zijn de onderbouw in kleine rode terracottategels die behouden bleven, samen met een wandrek van Kai Kristansen in het gezelschap van een werktafel van Wabbes en een Eames-zetel. Ook de kasten zijn gebleven maar kregen op maat nagemaakte handgrepen volgens een model van Le Corbusier en Charlotte Perriand. Ze keren terug bij alle kasten en bergruimte in het hele huis. Op het parket in lichteiken latjes die in de plaats kwam van de originele tegels prijken een groene Womb chair met bijbehorende ottomanebank van Knoll (1946), getekend door Eero Saarinen. De subtiele lichtopeningen, gemoderniseerd met behulp van leds vormen een rode draad doorheen alle ruimten.
Geheel in de geest van de villa combineert de eetruimte een tafel en stoelen van Kai Kristiansen met meubelen van Alfred Hendrickx, de designer die bij de bouw de First Class op de luchthaven mocht inrichten. De ontdubbelde keuken integreert zich vandaag discreet in de leefruimte. Rond een centraal kookeiland staan barkrukken Fritz Hansen Serie 7 in witgelakt hout en leder, ontworpen door Arne Jacobsen. Cubex-keukenmeubelen vormen hier de evidente keuze. Ze werden ontworpen door Louis Herman De Koninck, ontwikkeld door LHDK in 1930, en zijn nog altijd in productie. Dankzij de iconische hanglampen Verona met zevenvoudige kap die Sven Middelboe (1968) tekende voor Lyfa, krijgen we hier een zachte verlichting zonder enige kans op verblinding.
Oorspronkelijk moest je naar buiten om de serre te kunnen betreden en een glaspartij scheidde ze van de eetruimte. Voor een groter woonplezier heeft Alain Delogne ze nu met de woning verbonden door het raam weg te halen. Daardoor doet ze nu dienst als een verlengstuk van de living met tussen beide enkele exotische Japanse stapstenen. Er is een vijver met waterlelies waarin kois zigzaggen, tegen de gevel, zodat een regenpijp er gemakkelijk continu het waterpeil kan aanvullen. Een overloopsysteem zorgt er tegelijk voor dat de bak niet té vol kan raken. Rotanzetels onderstrepen de rust die hier heerst en maken de aansluiting met de natuurlijke omgeving van de zalige tuin, omringd door muurtjes en poortjes die onveranderd bleven en kenmerkend zijn voor het architecturale werk van Louis Herman De Koninck. ‘Voordeel van dit soort huizen is dat ze eigentijds blijven, soms meer dan bepaalde recentere bouwsels’, benadrukt de architect.